Energie
De energieprestatie van een gebouw bepaalt in belangrijke mate de klimaatimpact in de gebruiksfase: dit is immers een rechtstreeks gevolg van het energiegebruik. Met bestaande en toekomstige wet-geving voor kantoren - en andere utiliteitsbouw - en prestatieafspraken voor (corporatie)woningen wordt gestuurd op het verbeteren van de energieprestatie.
Onderbouwing
Vanuit wetgeving zijn er kantoren eisen gesteld aan de energieprestatie: vanaf 1 januari 2023 dienen alle kantoren dienen minimaal energielabel C te hebben.
Naast de huidige wetgeving worden er ook in toekomst wettelijke eisen verwacht:
- Woningen: Corporatiewoningen moeten uiterlijk in 2028 naar minimaal energielabel D. Ook zijn er de Standaard en Streefwaarden voor woningbouw. Dit zijn prestatieniveaus. De Standaard is de berekende warmtebehoefte per m2. Streefwaarden zijn technische prestaties als minimale isolatiewaarde of rendement. Corporaties hebben hier ook afspraken over gemaakt in de Nationale Prestatie Afspraken. In de energietransitie geeft de Standaard aan wanneer een woning voldoende geisoleerd is zodat deze kan worden aangesloten op een (toekomstig) warmtenet met lage- of middentemperatuur.
- Utiliteitsgebouwen: Voor utiliteitsgebouwen is een vrijwillige richtlijn voor de energieprestatie: de Renovatiestandaard. Om de klimaatdoelen te halen moeten gebouwen duurzamer worden. Na 2030 wordt er een verplichte eindnorm bepaald waaraan de energieprestaties van alle gebouwen moeten voldoen in 2050. De Renovatiestandaard is een energielabel (A++ of A+++, afhankelijk van de functie).
Met inzicht in de energiebehoefte (EP1), primair fossiel energiegebruik (EP2), aandeel hernieuwbare energie (EP3), warmte- en koudebehoefte en gebruik van een fossiele energiedrager in het gebouw, kan gestuurd worden op de energieprestatie van gebouwen. Hierbij wordt, net als voor nieuwbouw, gebruik gemaakt van bepalingsmethode NTA 8800. Daarnaast wordt de komende jaren meer regelgeving op gebied van energieprestatie voor de bestaande bouw verwacht.
Doorontwikkeling
Voor volgende versies van Het Nieuwe Normaal Gebouw BB wordt verder onderzocht of er kan worden aangesloten bij een methodiek die de CO2-uitstoot door energie- en materiaalgebruik voor de bestaande bouw inzichtelijk maakt. Omdat de afweging tussen een energetische verbetering (baten) en de daarvoor benodigde materiaalinvestering (lasten) een belangrijk element is in renovaties, is de integrale benadering nog relevanter dan bij nieuwbouw. Bij nieuwbouw is de operationele CO2-uitstoot al beperkt door de eisen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Een soortgelijke sturing ontbreekt nog voor renovatie en transformatie projecten.