Prestatieniveaus
Het Nieuwe Normaal stelt haalbare en ambitieuze prestatieniveaus op verschillende indicatoren. Dit kan
een standaard, indicatie of begrip zijn. Deze prestatieniveaus zijn bepaald op basis van projectevaluaties
en aanvullende databronnen. Voor HNN Sloop zijn in deze 0.5-versie nog geen prestatieniveaus bepaald.
Categorie
In het raamwerk zijn drie soorten indicatoren opgenomen:
- Bij een Standaard (S) is een prestatieniveau vastgesteld, waarbij de meet- of bepalingsmethode duidelijk en breed geaccepteerd is en voldoende praktijkdata beschikbaar is om een prestatieniveau te onderbouwen.
- Bij een Indicatie (I) is de meet- of bepalingsmethode wél breed geaccepteerd, maar is er niet voldoende praktijkdata beschikbaar om te komen tot een standaard. Indien mogelijk is er een indicatief prestatieniveau gegeven.
- Bij Begrip (B) gaat het om kwantitatieve of kwalitatieve inzichten in de prestatie, waarbij er nog géén gedragen meet- of bepalingsmethode is. Hierbij staat het leren en vertrouwd raken met het onderwerp centraal.
Een indicator kan zich naar de toekomst toe ontwikkelen. Wanneer bijvoorbeeld een meet- of bepalingsmethode zich verder ontwikkelt en breder geaccepteerd wordt in de markt, kan er meer projectdata beschikbaar komen. Als gevolg daarvan kan een indicator zich van Begrip naar Indicatie of van Indicatie naar Standaard ontwikkelen.
Totstandkoming prestatieniveaus
De prestatieniveaus van HNN Sloop gaan tot stand gekomen op basis van de kwantitatieve uitkomsten van de projectevaluaties. Deze worden aangescherpt en nader onderbouwd op basis van aanvullende databronnen vanuit
opdrachtgevers en opdrachtnemers.
Doorontwikkeling
Voor volgende versies van Het Nieuwe Normaal wordt gewerkt aan verdere ontwikkeling van de meet- en bepalingsmethoden. Ook wordt daar verkend in hoeverre prestatieniveaus kunnen worden opgesteld, eventueel per gebouwlaag. Om de prestatieniveaus goed te kunnen bepalen, wordt begin 2025 een demarcatielijst van gebouwlagen op basis van de NL-SfB-codering gepubliceerd.
Dilemma’s en onderlinge versterking
In het sturen op circulair slopen versterken de meeste principes elkaar: zo draagt een hogere mate van gerealiseerde losmaakbaarheid bij aan een betere prestatie op de omgang met vrijkomend materiaal.
Ook kunnen dilemma’s ontstaan. Zo kan een hoge mate van herleidbaarheid er toe leiden dat een kanaalplaatvloer toch wordt verwerkt tot betonpuingranulaat in plaats van opnieuw inzet als kanaalplaatvloer, omdat er nog geen doelgebouw voor is gevonden.
Daarom is het belangrijk om op projectniveau prioriteiten te stellen binnen het raamwerk en tussen de indicatoren. De prioritering is afhankelijk van huidige en toekomstige wensen van de gebouweigenaar, bredere gebiedsbehoefte en lokaal of gemeentelijk beleid.
**Sturen per gebouwlaag
**Een gebouw heeft verschillende ‘lagen’, met een eigen functie en levensduur. Deze lagen – geïntroduceerd door Steward Brand – worden ook wel de Layers of Brand of S-lagen genoemd: site (omgeving/perceel), structure (constructie), skin (gebouwschil), services (installaties), space plan (inbouwpakket) en stuff (inrichting). Zo wijzigt een gebouwindeling gemiddeld elke tien jaar, terwijl een casco gemiddeld zo’n honderd jaar behouden blijft. De binnenste gebouwlagen met een kortere levensduur scoren doorgaans hoger op losmaakbaarheid dan de constructie.
Door bij sloop andere keuzes te maken per gebouwlaag, kunnen vrijkomende onderdelen en producten hoogwaardiger worden heringezet. Denk bijvoorbeeld aan wastafels of binnenwanden (spaceplan), die bij goede demontage opnieuw inzetbaar zijn. Of aan installatiekanalen (services) of draagbalken (structure), die nog goed geschikt zijn voor een volgend leven in een nieuw gebouw.